Nieuwe Haagse School

De Nieuwe Haagse School bestond uit drie groepen: Verve (1951-1957) met merendeel modern-figuratieve kunst, Fugare (1960-1967) met meer het accent op non-figuratieve kunst en de Posthoorngroep (1956-1962) die op het breukvlak van beide groepen opereerde.

We zien met name in Den Haag een naoorlogse opbloei van de schilderkunst. De Haagse schilders stonden na de oorlogsjaren, waarin men op cultureel gebied in een isolement zat (buitenlandse kunst kende men hoogstens aan de hand van zwart-wit foto’s uit kunstboeken), open voor de nieuwe ontwikkelingen in de kunst, met name de ontwikkelingen uit Parijs (Ecole de Paris). Veel kunstenaars, zoals Jaap Nanninga en Kees van Bohemen, vertrokken na de oorlog voor korte of lange tijd naar Parijs. Men kon daar de werken van Matisse en Picasso in kleur en in het juiste formaat zien.

Het werk van Verve was modern figuratief van aard. Als gemeenschappelijk kenmerk is het gebruik van veelal gedempte kleuren; blauwgrijs, zacht donkergroen, warm okerachtig in plaats van felblauw, gifgroen of hard geel. Het Haagse kleurengebruik wordt gezien als meer “beschaafd” en harmonieuzer dan wat toen, met name in Amsterdam, gebruikelijk was. Cobra bijvoorbeeld was expressief, rauw, direct, primitief, kleurrijk en extrovert. Daarboven was Cobra ook veel internationaler en daardoor meer naar buiten gericht.

Volgens John Sillevis (1993) was een ander gemeenschappelijk kenmerk, dat men de neiging had kitscherige of aftandse gebruiksvoorwerpen te schilderen zoals oud speelgoed, stoeltjes etc. De hang naar het schilderen van het alledaagse had zijn wortels in de realistische schilderkunst van het interbellum, waar en de Nederlandse (en ook Duitse) stillevens een voorliefde hadden voor huiselijk en onaanzienlijk gerei (Karin Söhngen).

Naarmate de tijd voortschreed ontstonden er meningsverschillen tussen de aanvankelijk gelijk gestemde leden van Verve (volgens Kees Andrea bestond dat uit een algemeen streven om de Parijse invloeden te verwerken, niet abstract maar “vanuit het zien”. Men maakte geen gebruik van schrille kleuren). Dat had deels te maken met de tijdgeest waarin abstracte en experimentele kunst steeds meer aan invloed won.

Fugare wordt in 1960 opgericht, van de dan tien leden komen er acht van Verve. In het oprichtingsmanifest verklaart men “abstract, abstraherend of experimenteel” bezig te zijn. In Fugare wordt overigens nog steeds figuratief gewerkt. Ook bij Fugare bedienen de lede zich van het typisch Haagse palet van overwegend gedempte en harmonieuze kleuren.

De Posthoorngroep ontleende zijn naam aan de bodega De posthoorn op het Lange Voorhout; de plek waar Haagse avant-gardistische kunst werd getoond. Het streven was om overwegend abstract of abstraherend werk te exposeren, in de praktijk was het een mengsel van zowel modern-figuratieve kunst als van abstracte en abstraherende kunst. In Den Haag was minder sprake van een strijd tussen realisten en abstracten (in Amsterdam was wel sprake van een hevige strijd, Kees Andrea en Herman Berserik zullen zich overigens bij de Amsterdamse Realisten aansluiten). Rond 1960 telde Den Haag zo’n dertig beeldende kunstenaars en Amsterdam zestig (Jan Cremer). Volgens Jan Cremer werd het kunstklimaat in Den Haag gekenmerkt door noeste arbeid, in Amsterdam werd volgens hem elke dag feestgevierd. Volgens Cremer drong de invloed van Den Haag tot in Parijs door. In Den Haag stond de wieg van het materie schilderen en van de informele kunst.

Knoester T. e.a. (2002). Nieuwe Haagse School. Kunsthandel Knoester BV en Stichting Nieuwe Haagse School.

Posthoorngroep (1956-1962)

  • Johan van den Berg 1939-
  • Jos van der Berg 1905 – 1978
  • Theo Bitter 1916 – 1994
  • Karel Bleijenberg 1913 – 1981
  • Kees van Bohemen 1928 – 1985
  • Carolien Boedijn 1931
  • Amélie de Bourbon 1936
  • Wil Bouthoorn 1916 – 2004
  • Dirk Bus (B)1907 – 1978
  • Jan Cremer 1940 –
  • Gerard Fieret 1924 – 2009
  • Lotti van der Gaag 1923-2000
  • Willem Hussem 1900-1974
  • Nol Kroes 1918- 1976
  • Joop Kropff 1892 – 1979
  • Paul Kromjong (B) 1903 – 1973
  • George Lampe 1921 – 1982
  • Hans van der Lek 1936 – 2001
  • Will Leewens 1923 – 1986
  • Ber Mengels (B) 1921 – 1995
  • Theo van der Nahmer (B) 1917 – 1989
  • Jaap Nanninga 1904 – 1962
  • Jan Olyslager 1926 – 2010
  • Thijs Overmans 1928
  • Jan Roëde 1914 – 2007
  • Marianne de Ruiter 1919-1990
  • Willem Schrofer 1898- 1968
  • Wim Sinemus 1903 -1987
  • Ferry Slebe 1907 1994
  • Arnold Smith 1905 – 1995
  • Meike Sund 1923
  • Hiske Tas 1939
  • Gerard Verdijk (B) 1934 – 2005
  • Aat Verhoog 1933 –
  • Joop Vreugdenhil 1904 – 1969
  • Frans de Wit 1901- 1981
  • Aart van den IJssel (B) 1922 – 1983

Verve (1951-1957)

  • Kees Andrea 1914 – 2006
  • Hannie Bal 1921 – 2012
  • Herman Berserik 1921 – 2002
  • Theo Bitter 1916 – 1994
  • Querine Collard,1920 – 1963
  • Rein Draijer 1899 – 1986
  • Jan van Heel 1898 – 1990
  • Nol Kroes 1918 – 1976
  • Willem Minderman 1910 -1985
  • Henk Munnik 1912 – 1997
  • Rinus van der Neut 1910- 1999
  • Willem Schrofer 1898 – 1968
  • Ferry Slebe 1907 – 1994
  • Frans Vollmer 1913 – 1961
  • Co Westerik 1924 – 2018
  • Frans de Wit 1901 – 1981
  • Hubert Bekman 1896 – 1974
  • Dirk Bus 1907 – 1978,
  • Theo van der Nahmer 1917 – 1989
  • Rudi Rooijackers 1920 – 1998
  • Bram Roth 1916 – 1995,
  • Wil Bouthoorn 1916 – 2004
  • George Lampe 1921 – 1982
  • Christiaan de Moor 1899 – 1981

Fugare (1960-1967)

  • Theo Bitter 1916 – 1994
  • Harry Disberg 1921 – 2004
  • Jan van Heel 1898 -1990
  • Willem Hussem 1900 – 1974
  • Nol Kroes 1918 – 1976
  • Joop Kropff 1892 – 1979
  • George Lampe 1921 – 1982
  • Theo van der Nahmer 1917 – 1989
  • Jaap Nanninga 1904 – 1962
  • Wim Sinemus 1903 – 1987
  • Frans de Wit 1901 – 1981
  • Aart van den IJssel 1922 – 1983
  • Christiaan de Moor 1899 – 1981
  • Gerard Verdijk 1934 – 2005